Taalfouten doen afbreuk aan je website. Een tekst zonder fouten oogt professioneler en leest prettiger dan een pagina waar de ene fout na de andere in staat. Er zijn enkele missers die heel vaak gemaakt worden. Zorg je ervoor dat jij die níet maakt, dan kan dat jouw website net dat beetje extra geven dat andere sites niet hebben. Daarom zetten wij in een paar blogartikelen de fouten die het vaakst gemaakt worden op een rijtje. Dan kun jij zorgen dat ze op jouw site niet voorkomen!
De d en de t
Met de d en de t worden veel fouten gemaakt. Een fout die steeds vaker opduikt, is het gebruik van een d in plaats van een t in werkwoorden: het gebeurd in plaats van het gebeurt, hij bepaald in plaats van hij bepaalt. Voorheen gebeurde dat vooral met werkwoorden waarvan die vorm op een d óók voorkomt. Het is gebeurd, hij is bepaald niet achterlijk. Deze zinnen zijn goed geschreven, en de woorden gebeurd en bepaald bestaan dus wel degelijk. Het is alleen een andere vorm dan het gebeurt en hij bepaalt. Daarom heb je hier ook niets aan een spellingcontrole: die ziet niet dat gebeurd in de ene zin goed is en in de andere fout. Tegenwoordig zie je deze fout ook wel met woorden waar helemaal geen vorm op een d van bestaat: hij verzind. Het woord verzind bestaat niet, ook niet in een andere context of gebruikswijze.
Hoe moet het dan wel?
Eigenlijk is het heel eenvoudig wanneer je alléén een werkwoord met ik, jij, of hij/zij/het gebruikt. (Een werkwoord is een woord dat een toestand, actie of gebeurtenis uitdrukt. Hebben, zijn, lopen, tennissen, regenen, noem maar op.) Bijna alle werkwoorden in het Nederlands volgen hetzelfde stramien. Gebruik je een werkwoord met ik, je/jij, of hij/zij/het, dan gaat dat, op een paar uitzonderingen*) na, altijd hetzelfde als bij, bijvoorbeeld, het woord werken. Ik werk, jij werkt, hij/zij/het werkt. Dus ook ik bepaal, jij bepaalt, hij bepaalt. Je schrijft immers ook niet hij werkd.
*) En die uitzonderingen dan? Dat zijn altijd woorden die een heel eigen vorm hebben en die ken je wel. Het gaat dan bijvoorbeeld om het woord zijn; ik ben, jij bent, hij is.
En wanneer is het dan dt?
Eindigt het werkwoord zelf op een d? Dan komt er bij de vormen met jij, hij, zij en het nog een t achter. Bij houden wordt het dus jij houdt, van besteden maak je hij besteedt. Maar ik houd, ik besteed – want je schrijft ook niet ik werkt. En wat als je de woordvolgorde omdraait? Is het houdt jij van lezen of houd jij van lezen? Houd hij van lezen of houdt hij van lezen? Ook hier geldt: denk maar aan het woord werken. Je schrijft werk jij en niet werkt jij, dus is het ook houd jij. Maar: werkt hij, dus ook houdt hij.
Maar het is gebeurd dan?
In het is gebeurd gaat het niet om alléén een werkwoord met het. Het woord is hoort er immers bij. Het is gebeurd, hij heeft bepaald, ik word betaald, het heeft geregend, zij had gewerkt, je was geraakt – als er nog een ander werkwoord bij komt, moet je even luisteren naar hoe je het in de verleden tijd zegt. Het gebeurde, hij bepaalde, ik betaalde, het regende, zij werkte, je raakte. Zeg je -de? Dan schrijf je ook een d op het eind. Zeg je -te, dan eindigt je woord op een t. Simpel hè?
Toch niet zo simpel?
Gaan we hierboven wat te snel, of kun je nog allerlei andere situaties bedenken waarin je niet weet of je nu een d, een t of dt moet schrijven? Op deze pagina vind je nog veel meer uitleg: https://onzetaal.nl/taaladvies/thematisch/d-t/ Ben je tot de conclusie gekomen dat je wel wat hulp kunt gebruiken bij het schrijven van je webteksten? DeContentbank kan jouw teksten ook voor je nakijken en eventuele fouten eruit halen. Vraag gerust een offerte aan voor tekstredactie.